Een werknemer wordt op staande voet ontslagen omdat hij na een verbod van werkgever toch afreist naar Polen
Werknemer heeft aan werkgever medegedeeld dat hij met zijn vrouw naar Polen vertrekt. Hij heeft daarbij aan werkgever gevraagd om een brief waaruit blijkt dat het contract niet wordt verlengd om zodoende aanspraak te kunnen maken op een WW-uitkering. Werkgever weigerde hieraan mee te werken, waarop werknemer aangaf zijn contract uit te dienen en daarna uit dienst te gaan.
Werknemer gaf vervolgens in een gesprek met de personeelsadviseur van werkgever aan dat hij toch eerder afreist naar Polen.
Werkgever stemde, mede vanwege de geldende coronamaatregelen (code oranje) en de daarmee samenhangende quarantaineperiode, niet in. Indien werknemer toch naar Polen af zou reizen, zou dit, gezien de eerdere formele waarschuwingen, leiden tot ontslag op staande voet. Werknemer is uiteindelijk naar Polen afgereisd en daaropvolgend bij brief op staande voet ontslagen.
Wat is het oordeel van de rechter? Houdt dat ontslag op staande voet stand?